Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZB8713

Datum uitspraak2000-03-16
Datum gepubliceerd2008-11-17
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers97/6139 ABP
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om herziening van uitspraak inzake pensioenkwestie op grond van Securitel-arrest HvJEG.


Uitspraak

97/6139 ABP U I T S P R A A K in het geding tussen: A, wonende te B, verzoeker, en het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP als rechtsopvolger van het bestuur van het voormalige Algemeen burgerlijk pensioenfonds, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Verzoeker heeft bij schrijven d.d. 15 juli 1997, zoals nadien schriftelijk nog toegelicht, herziening verzocht van de door de Raad op 29 april 1993 onder nummer ABP 1992/16 gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 3 februari 2000. Daar is verzoeker niet verschenen, terwijl gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr M.J.W.A. Beulen-Darmstadt, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP. II. MOTIVERING Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet juncto artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad alleen, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak; b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn en c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te heropenen. De uitspraak waarvan verzoeker herziening heeft verzocht betreft een besluit van het bestuur van het voormalige Algemeen burgerlijk pensioenfonds terzake de inbouw van verzoekers pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet op zijn ouderdomspensioen ingevolge de voormalige Algemene burgerlijke pensioenwet. Verzoeker heeft zijn verzoek om herziening doen steunen op het zogenoemde Securitel-arrest van het Hof van Justitie EG (Arrest van 30 april 1996 in zaak C 194/94, Pb EG nr. C197). Naar de mening van verzoeker zou uit dit arrest kunnen volgen dat regelingen die in de uitspraak van de Raad als uitgangspunt zijn genomen geen rechtskracht hadden. Het Securitel-arrest houdt in een uitleg van artikel 30 van het EG-Verdrag en van de Richtlijn 83/189/EEG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften. Niet is evenwel kunnen blijken - gezien onder meer het bij schrijven van 21 juli 1997 door de Regering aan de Tweede Kamer verstrekte overzicht van de regelingen die voor de nationale hersteloperatie Securitel in aanmerking komen - dat hierbij voor verzoeker van belang zijnde pensioenregelingen betrokken zouden zijn. Al daarom is naar 's Raads oordeel in dezen geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 8:88 van de Awb. Hieruit volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten. Beslist wordt derhalve als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Wijst het verzoek om herziening af. Aldus gegeven door mr C.G. Kasdorp als voorzitter en mr G.L.M.J. Stevens en mr H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr A.W.E. de Rooij als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2000. (get.) C.G. Kasdorp. (get.) A.W.E. de Rooij. HD 18.02